11-3-2024| “Waar is Amber gebleven?” Die vraag houdt veel lezers van ‘Ik Kom hier nog op terug’ bezig. Dat bleek ook weer zondagmiddag in de Waterstaatskerk in Bovensmilde, waar Rob van Essen werd geïnterviewd door Coen Peppelenbos.
Dat leverde een boeiende middag op, waarin de aanwezigen ook wat meer te weten kwamen over de werkwijze van de schrijver. Van Essen: “Ik plan boeken niet van tevoren. Ik verzin gaandeweg een groot deel.” Zo sloop ook mr. G.B.J. Hiltermann in het verhaal. “Ik had Hiltermann achteloos opgeschreven. Maar die herinnering is authentiek. Ik heb hem op de brug zien staan, zoals ik dat heb beschreven. Ik heb hem toen niet naar huis gebracht. Dat nam ik mijzelf lang kwalijk. Tot ik er, niet zo lang geleden, achter kwam dat het een vreselijk iemand was.”
Uiteraard kwam ook de tijdmachine ter sprake. “Nogal wat lezers zeiden ‘moet dat nu?’’ hield Peppelenbos de schrijver voor. “Het was niet zo dat ik zo nodig een verhaal wilde schrijven met een tijdmachine erin,” legde Van Essen uit. “Voor dit verhaal had ik er een nodig. Het gaat in het boek niet over de vraag of het kan, maar of het zinvol is, en welke complicaties dat kan geven. Ik heb de manier van tijdreizen ook bewust vaag gehouden.”
Het gesprek ging ook over Rijssen, waar Van Essen opgroeide, net als de hoofdpersoon in het boek, Rob Hollander. Die is gefascineerd door een jongetje dat op zondagmiddag met zijn moeder de deuren afgaat om mensen te bekeren. Ook dat is een jeugdherinnering,” vertelde Van Essen. “In Rijssen hoefde niemand bekeerd te worden, iedereen was al gelovig. En dan op zondagmiddag. Dat intrigeerde mij. Ik wilde in die tijd dominee worden en ook mensen bekeren.”
“Op welk moment wordt het fictie?”, wilde Peppelenbos weten. “Op het moment dat ze naar het bos gaan. Dan wordt het een verhaal.” Zoals ook de filosofiestudenten de autobiografische herinnering overstijgen. Van Essen: “Toen ik aan het opruimen was, vond ik een lijst met namen uit mijn studietijd. Dat bracht mij op het idee.” Niet alle in het boek opgevoerde studenten hebben bestaan. “Kimono wel, bijvoorbeeld, maar de neergestorte parachutist heb ik verzonnen. Ik heb overigens maar één reactie gekregen van iemand die zichzelf herkende: de Paus.’’
Van Essen beantwoordde ook vragen uit de zaal, waarbij regelmatig ook de humor doorklonk die ook in het boek verfrissend werkt.
En waar is Amber gebleven? ‘’Het is geen mysterie,’’ vertelde Van Essen, “al denken sommige lezers van wel, dat ik het wel weet, maar niet wil delen.”
In de pauze en na afloop nam Van Essen ruim de tijd om te signeren, voordat hij de lange treinreis terug naar Brussel aanvaardde.